Vergeleken met 2020 stegen de gemiddelde loonkosten per uur in de gehele economie met 1,2 procent in de eurozone en met 1,7 procent in de EU.
Tussen de lidstaten varieerden de gemiddelde loonkosten per uur tussen Bulgarije (7 euro), Roemenië (8,5 euro) en Letland (11,10 euro) - met de laagste - en Denemarken (46,90 euro), Luxemburg (43 euro) en België (41,60 euro) - met de hoogste.
In de eurozone is de indicator gedaald in Italië (-1,6 procent) en Spanje (-0,3 procent), en gestegen in de overige 17 landen, waarbij de grootste stijgingen werden opgetekend in Litouwen (12,5 procent), Estland (6,5 procent), Cyprus en Slovenië (elk 6,2 procent).
In Portugal stegen de gemiddelde loonkosten per uur van 15,70 euro in 2020 tot 16 euro in 2021, aldus de statistische dienst van de EU.
Van de lidstaten buiten de eurozone steeg de indicator het sterkst ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder in Bulgarije (9,1 procent), Polen (8,2 procent) en Hongarije (7,3 procent), terwijl de kleinste stijging zich voordeed in Zweden en Kroatië (elk 3 procent).