Het minimumloon in Portugal is de afgelopen jaren gestegen en is vastgesteld op 820 euro in 2024. Het blijft echter in het midden van de tabel van minimumlonen in de landen van de Europese Unie (EU), nadat het dit jaar zelfs is ingehaald door Polen. En Portugal staat onderaan in de EU als het gaat om koopkrachtpariteit tussen degenen die het nationale minimumloon ontvangen.
De aanpassing van de verschillende minimumlonen van de EU-landen aan de verschillen in consumentenprijzen in elke lidstaat resulteert in koopkrachtpariteiten (PPP). "De verschillen in minimumlonen zijn aanzienlijk kleiner na aanpassing voor verschillen in prijsniveaus", concludeert Eurostat in een statistische nota.
Van de EU-landen met een nationaal minimumloon hebben alleen Bulgarije, Letland, Estland, Slowakije, Tsjechië, Hongarije en Malta een lagere koopkrachtpariteit dan Portugal.
Portugal is het 8e EU-land met de laagste koopkrachtpariteit, ondanks het feit dat het deel uitmaakt van de groep minimumlonen tussen PPP 1.000 en 1.250, waartoe ook Cyprus, Kroatië, Griekenland, Litouwen en Roemenië behoren.
Met de hoogste koopkrachtpariteiten voor werknemers (boven 1.250) zijn Luxemburg, Duitsland, Nederland, België, Frankrijk, Ierland, Polen, Spanje en Svoboda.
Wat betreft de landen met een minimumloon in de EU, werd in juli het hoogste loon genoteerd in Luxemburg (2.571 euro), dat 5,4 keer hoger lag dan het laagste loon in Bulgarije (477 euro). Maar vergeleken in koopkrachtpariteit is het Luxemburgse minimumloon slechts 2,4 keer hoger dan dat van Bulgarije, aldus Eurostat.