In een regionaal rapport over Europa merkt het Internationaal Monetair Fonds (IMF) op dat de vastgoedmarkten in de hele regio steeds meer tekenen van overwaardering vertonen en wijst het vijf landen aan als voorbeeld van dit scenario.
"De huizenprijzen zijn sinds 2015 verdubbeld in Tsjechië, Hongarije, IJsland, Luxemburg, Nederland en Portugal", aldus het rapport.
De IMF-experts wijzen erop dat "sinds de pandemie het verschil tussen huizenprijzen en inkomens, en tussen huizenprijzen en huren, nog groter is geworden."
Volgens de berekeningen van de instelling van Bretton Woods liggen de verhoudingen tussen huizenprijzen en inkomens momenteel meer dan 30% boven de langetermijntrends, terwijl de verhoudingen tussen huizenprijzen en huren "ook ver boven de historische normen liggen, ook in economieën in Noord-Europa of opkomende Europese landen".
In die zin wijst het IMF erop dat empirische modellen wijzen op een overwaardering van 15-20% in de meeste Europese landen, maar nu de bankrente nog steeds stijgt en de reële inkomens worden aangetast door de inflatie, "zijn de huizenprijzen onlangs op veel markten gedaald."
In dezelfde analyse wordt er ook op gewezen dat de stijging van de kosten van levensonderhoud en de voordelen voor de bank van de huizen het gezinssaldo "oprekken", dat nog meer kan verslechteren als er meer ongunstige schokken zijn.
In ongunstige scenario's met hogere kosten van levensonderhoud en hogere uitkeringen zou ongeveer 45 procent van de huishoudens en meer dan 80 procent van de huishoudens met een laag inkomen met grotere economische tegenspoed te maken kunnen krijgen.
Toch meent het IMF dat "de gevolgen voor de balansen van banken over het algemeen beperkt zouden moeten blijven", maar meent dat dit "beeld donkerder wordt bij een combinatie van schokken, waaronder een grote correctie van de huizenprijzen."
"Volgens de Common Equity Tier 1-norm zou de kapitaalvermindering als gevolg van de toename van de schuldenlast van huishoudens in de meeste landen niet meer dan 100 basispunten bedragen, maar bij een vertraging van de huizenmarkt met 20% zouden de verliezen oplopen tot 100 à 300 basispunten, waarbij de Zuid- en Oost-Europese landen het zwaarst zouden worden getroffen", aldus nog het FAG.
In dit scenario kunnen dergelijke verliezen leiden tot strengere kredietnormen, waardoor de aannames en negatieve cycli tussen de balansen van banken, vastgoedprijzen (en andere activa) en de reële economie toenemen.