Haar vader werd lid van de Derde Orde van Sint Dominicus toen ze nog jong was. Deze band met de Dominicaanse orde zou een belangrijke rol spelen in haar spirituele ontwikkeling. Al op jonge leeftijd vertoonde Stephana een diepe religieuze neiging.

Na de dood van haar spirituele mentor Matthew Carrieri op 14-jarige leeftijd, begon Stephana als dienstbode te werken om in haar levensonderhoud te voorzien, maar zette haar vorming binnen de Derde Orde voort. Op 15-jarige leeftijd deed ze haar professie in de priorij van de Dominicanen in Soncino. Gedreven door haar medeleven met de armen en zieken stichtte ze een gemeenschap van zusters van de Derde Orde in Socino en werd er de eerste priores.

Gedurende haar hele leven doorstond de zalige Stephana veel lichamelijk en moreel lijden dat ze beschouwde als onderdeel van haar spirituele reis naar heiligheid. Ze beoefende extreme verzakingen waaronder eeuwig vasten en het dragen van haarhemden. Ondanks deze ontberingen bezat ze opmerkelijke spirituele gaven; er wordt gezegd dat ze de harten en gedachten van mensen kon lezen.

Dood en nalatenschap

De gezegende Stephana voorspelde nauwkeurig de datum van haar eigen dood op 2 januari 1530. Na haar natuurlijke dood in Socino werd haar graf al snel een bedevaartsoord waar velen voorspraak zochten in haar gebeden. Haar cultus werd officieel erkend door paus Benedictus XIV op 14 december 1740.