Ze was de oudste van haar 23 broers en zussen.
Met haar broers en zussen in Talgarth,
Al snel kwam ze in de belangstelling van de meest begeerde vrijgezellen, vooral van de dreigende buurman van Brechnock, koning Gwynllyw Farfog (de Baardige).
Gwynllyw stuurde gezanten naar koning Brychan om de hand van zijn dochter te vragen, maar de heilige man stuurde hen weg.
De koning van Gwynllwg liet zich echter niet zo gemakkelijk afschrikken en besloot dat hij zijn prijs met geweld zou pakken.
Met driehonderd man om hem te helpen deed hij een gewaagde overval op Brycheiniog en ging er met prinses Gladys vandoor.
Haar vader, koning Brychan, achtervolgde hem, maar de twee werden aangeklampt door hun opper-koning, Arthur.
Arthur werd getroffen door de schoonheid van de dame en was eerst geneigd om haar voor zichzelf te nemen, maar zijn vrienden overtuigden hem om de zaak van Gwynllyw te steunen en Brychan werd uiteindelijk overtuigd.
Gladys regeerde samen met haar man als een vrome en wijze vorst, temperde zijn vaak onbezonnen gedrag en bekeerde hem langzaam.
Ze werden de ouders van de heilige Cadog, bekend als "de Wijze" en van Eigion, Cyfyw, Cynidr, Maches en Glywys.
Gwynllwg wilde zijn leven van geweld achter zich laten en vergiffenis vragen voor zijn zonden.
Een visioen bracht hem ertoe een kluizenaarshut te stichten op wat nu Stow Hill is in Newport, Zuid-Wales.
Gladys vergezelde Gwynllyw in een sober kluizenaarsleven en een tijdje leefden ze daar samen, vastend of op een vegetarisch dieet en badend in het koude water van de rivier, maar ze gingen uit elkaar om verleidingen te vermijden.
Gladys stichtte toen een aparte kluizenarij in Pencarn, waar ze na de dood van haar man woonde en later in Capel Wladus in Gelligaer.
Naar verluidt volgde Gladys een religieuze roeping en werd ze non in Newport, Monmouthshire, Wales. Op latere leeftijd werd ze kluizenares op het platteland van Wales.
Hier werd ze begraven en men denkt dat een Keltisch kruis haar gedenkteken is. Het is nu te zien in de parochiekerk van Gelligaer.